The Clove Club

The Clove Club

The Clove Club is zo’n restaurant dat iedere avond vol zit. Een plek bemachtigen is echt niet onmogelijk, maar ruim van tevoren plannen is vereist om verzekerd te zijn van een lunch of diner op de gewenste datum. Daar staat tegenover dat er alleen via Tock gereserveerd kan worden. Dat systeem neemt een hoop frustraties – zoals moeten bellen – weg.

Het restaurant, dat sinds 2013 open is, heeft naast een dining room(lunch en diner) ook een front room (diner). In de dining room serveert het restaurant alleen het volledige menu, dat uit negen gangen bestaat. In de front room, waar ik vanavond zit, serveert het restaurant een korter vijfgangenmenu.

Het restaurant is gesitueerd in een oud stadhuis in Shoreditch, de levendige wijk in Oost-Londen die probleemloos in één adem kan worden genoemd met woorden als hip, bruisend en koffietentenoverschot.
Het statige pand is mooi. De front room, waar de bar een centrale plek inneemt, doet me denken aan een gemoedelijke huiskamer. De ambiance is casual, pretentieloos en ongedwongen.

Sinds de herfst van 2014 is de The Clove Club in het bezit van een Michelinster. Op de toonaangevende lijst van The World’s 50 Best Restaurants staat het restaurant in zowel 2016 als 2017 op nummer 26.

Het diner begint met een soort gazpacho-ijs van rode biet en appel. De granita, want zo heet deze ijssoort uit Sicilië, is zoet, subtiel zuur en vooral heel fris. De rijke crème van amandel is er heel erg lekker bij. Smaken, texturen en temperaturen wisselen elkaar uitstekend af en zijn daarom goed in balans.

Het vervolg in de vorm van een drietal snacks en bites komt snel. De crab tart met hollandaisesaus is simpel, maar meer dan fantastisch.
De buttermilk fried chicken met pijnboomzout is een groot succes. De nuggets, vanbuiten perfect krokant en vanbinnen mals als boter, worden geserveerd op een bed van dennentakken.

Terwijl de kip nét op tafel staat, komt er een kleine, vierkante houten box op tafel. De deksel zit er nog op en tekst en uitleg krijg ik niet. Als ik de deksel van de box haal, zie ik twee perfect ronde ballen liggen. Qua formaat hebben ze iets weg van bitterballen. Omdat de keren dat ik m’n tanden op iets te gulzige wijze in een iets te hete bitterbal zette niet op twee handen te tellen zijn, neem ik bedachtzaam een kleine hap. De intense smaak van orgaanvlees stort zich over de smaakpapillen op m’n tong en ik vraag mezelf af wat ik precies eet. De bal blijkt een haggis doughnut. Haggis, is dat niet het traditionele gerecht uit Schotland? Ja, dat klopt. Het enige wat ik er verder over weet, is dat ik niemand ken die over het Schotse vleesgerecht kan vertellen zonder een verschrikkelijk vies gezicht te trekken. Zelf heb ik het nooit gegeten. De doughnut valt niet héél erg in de smaak bij mij, maar het gaat echt veel te ver om te stellen dat het niet lekker is.

Over de eerste gang kan ik kort zijn: die is heerlijk. De forel – in de vorm van tartaar – is gerookt op hooi. De rokerige smaak van de vis is licht en subtiel, maar niet te missen. De ‘soep’ van de Jersey Royal-aardappel – in mei op zijn best – is een weelderige, romige, maar luchtige traktatie waar ik zonder moeite een hele kom van kan eten. De Japanse peper, sansha, is een detail dat het gerecht nét de nodige pit geeft. Het is tevens het eerste duidelijke voorbeeld van de manier waarop Isaac McHale kookt; zijn gerechten zijn voornamelijk Brits, maar hij laat zich van tijd tot tijd inspireren door Aziatische ingrediënten en gerechten.

De langoustine, die het restaurant in twee delen serveert, is als extra optie beschikbaar en die optie wil ik niet aan me voorbij laten gaan.
De eerste serving is het schoolvoorbeeld van eenvoud. De staart is kort gegrild en de crème op het bord is gerookt. Klinkt vreemd, maar is heerlijk. De rokerige houtskoolcrème, waarin de langoustine gedipt moet worden, is zijdezacht, licht bitter en is de perfecte tegenhanger van de wat zoete langoustinestaart.

Tijdens de tweede serving komen de scharen van langoustine aan bod. Die liggen verstopt onder een gelei op basis van langoustinebouillon, gember en dashi. De gelei valt me tegen, maar de rest van het gerecht is goed.

Tussen de tweede en derde gang krijg ik een felgroene, ziltige bouillon op basis van gerookte haring en lentekruiden. Er drijft een dumpling in de visachtige soep, maar ik heb géén idee wat het er precies in de dumpling zit. Het gerecht is zonder meer zéér smakelijk.

De pollak, een zoutwatervis, is uitstekend gegrild op de huid. Het zeezout, dat speciaal voor dit gerecht op tafel komt, mag ik naar eigen smaak over de stevige vis strooien. Voordat ik fanatiek aan het strooien sla, proef ik de vis. Super. Meer zout is niet per se noodzakelijk, denk ik, terwijl ik nog een hap neem. Maar halverwege de vis ontdek ik dat het niet zomaar zout is, maar zout met kaneel en venkel. Het strooisel is een verrassend extra element en is heerlijk in combinatie met de pollak, de bosui en de kerriebladeren. Het gerecht is erg aantrekkelijk en complexer dan ik van tevoren dacht.

Het hoofdgerecht zet me aan het denken. Op de menukaart staat expliciet dat de kip uit Lincolnshire honderd dagen oud is. Honderd dagen. Laat dat even bezinken. Met een trots die ik enigszins misplaatst vind, vertelt de bediende dat honderd dagen écht lang is, omdat ‘gewone kippen’ ongeveer een maand leven. Ja, echt, een maand…
Toch is het wéér een smaakvol gerecht. Het komt niet heel veel voor dat de wat verfijndere restaurants kip op het menu zetten. The Clove Club bewijst dat het probleemloos kan. Als hoofdgerecht nota bene. De verschillende delen van de kip steken met kop en schouders boven iedere supermarktkip uit.
De aardappelpuree is van de ‘ik-wil-hier-de-hele-pan-van-leegeten’-variant. Wat de morille op de puree doet is mij echter een raadsel. De zwam smaakt goed, maar weet niets toe te voegen aan het gerecht. De daslooksaus, waar een paar tuinbonen naast liggen, is bijzonder smakelijk en is een goede tegenhanger van de wat vettere aardappelpuree.

Het eerste, lichte dessert bestaat uit onder andere een granita van wilde venkel, een smakelijke, romige, maar niet bijzonder uitgesproken mouse van schapenmelk en een saus van bloedsinaasappel. De vederlichte, krokante wafels, ook gemaakt van schapenmelk, voegen meer textuur dan smaak toe.
Hoewel de mousse een wat neutrale smaak heeft, is het toch mijn favoriete onderdeel van het dessert. De granita en de saus maken niet ontzettend veel indruk. De kracht van dit dessert zit in de combinatie: alle componenten leven in harmonie samen op het bord.

Het laatste dessert ziet er mooi uit en doet me aan popcorn denken. Van maïs is echter geen sprake, want amarant en loquat spelen de hoofdrol in dit heerlijke dessert. De amarant – een zaad, geen graansoort – is gepoft en heeft daarom iets weg van popcorn.
Onder de knapperige, zoete laag van amarant schuilt een sorbet van loquat, een vrucht die oorspronkelijk uit Japan en China komt. De pitten van de Aziatische vrucht, waar ik nog nooit van heb gehoord, verschijnen op het bord in de vorm van een heerlijke crème. Het gerecht is excellent en een schot in de roos. En dat is niet in de laatste plaats omdat er een herinnering boven komt drijven. Als ik de loquatsorbet en de crème proef, proef ik iets wat me aan m’n kindertijd doet denken. Een bepaald soort snoep, denk ik. Zeker weet ik het echter niet. Ik had vroeger toch veel meer van dat snoep moeten eten…

Ten slotte komt de koffie en bij koffie horen friandises. De kakelverse madeleine en de chocolade met gezouten karamel vind ik het lekkerst.
Wat ik een stuk minder lekker vind, is de weerzinwekkende creatie die bedoeld is als ode aan Fergus Henderson en fernet, een Italiaanse sterke drank. Ik hoop dat meneer Henderson de kruidige, mentholachtige culinaire catastrofe nooit zal proeven.

Het is goed toeven bij The Clove Club in Shoreditch. De bekwame Schot en zijn team serveren een uitstekend menu in een restaurant dat verre van formeel is. De Aziatische invloeden in de gerechten voelen nooit geforceerd, maar lijken er van nature in te horen en dat vind ik een knappe prestatie.
Het is geen plek om ‘even snel’ iets te eten, want de menu’s van The Clove Club zijn avondvullende programma’s. Maar ik vul m’n avonden graag op die manier.